Wilgenbast/ Salicine

 

In 1500 v.Chr. schreef Hippocrates bladeren en schors van wilgen voor om koorts en pijn te verlichten. Wilg wordt vermeld in de kruidengeneesmiddelen van het oude Egypte, in de Ebrus-papyrus (1534 voor Christus). In het midden van de 18e eeuw is er het eerste schriftelijke document over de pijnstillende eigenschap van wilgen. Het gebruik van wilgenbast en zijn extracten bij mens, paard en hond is dus al eeuwen oud.

Onderzoekers in de vorige eeuw identificeerden en isoleerden salicin, een glycose, uit Salix alba (witte wilgenschors). Uit salicine werd salicylzuur en tenslotte acetylsalicylzuur (aspirine) gesynthetiseerd. John Vane was het, die voor het eerst uitlegde dat acetylsalicylzuur werkt door de productie van prostaglandine, de mediator van ontsteking, te remmen. Wat salicine zelf betreft werd in vitro ook het remmend effect op prostaglandine , alsook op de productie van ontstekingsbevorderende cytokines  (TNF alfa, IL-1 en IL-6) aangetoond

De consumptie van 100 mg wilgenbast gedurende twee maanden verbeterde het functioneren via pijnverlichting bij artrose. Een studie toonde aan dat 1360 mg wilgenbastextract per dag  gedurende twee weken effectief is bij de behandeling van pijn geassocieerd met knie en heup. Een vier weken durend onderzoek wees uit dat wilgenextract effectief was in het verminderen van lage rugpijn.

Twee studies met Salix alba (witte wilgenschors) vonden bewijs voor kortetermijnverbeteringen in pijn- en noodmedicatie voor dagelijkse doses gestandaardiseerd op 120 mg of 240 mg salicine en toonden relatieve gelijkwaardigheid met 12,5 mg per dag van rofecoxib, een NSAID